Hoe is ons denken ooit ontstaan? Hoe heeft cognitie de vorm aan kunnen nemen zoals we die ervaren bij mens en dier? En hoe kon het bewustzijn evolueren? Het zijn vragen die altijd met veel speculaties waren omgeven, maar die nu stukjes bij beetjes een wetenschappelijk antwoord krijgen. Vanuit diverse disciplines volgt een samenhangende metatheorie over de cognitieve evolutie in twee omvangrijke delen, vanaf het ontstaan van de zenuwcel. Het betoog over de cognitieve evolutie begint met de principes van de evolutie zelf, in deel 1. Daarin wordt de invloed van omgevingsfactoren duidelijk, welke doorslaggevend waren voor cognitie. Bewegingen van organismen en waarnemingen hadden gevolgen voor identificaties, betekenis en het geheugen. Ze vormden de eerste cognitieve stap. Vervolgens bracht de complexiteit van organismen in hun biotoop een nieuwe ontwikkeling opgang die keuzes noodzakelijk maakten. Met het maken van keuzes ontstond er een waardensysteem, waar de mens nog elke dag gebruik van maakt. Kwesties als emotie en ratio, taal en verbeelding, vrijheid en determinisme, waarheid en leugen, geloof en twijfel, komen aan de orde, veelal ondersteund door neuro-anatomische gegevens.