Er is in de afgelopen 25 eeuwen veel nagedacht over 'de vriendschap'. Opmerkelijk veel zelfs voor zo een stil gebeuren dat op het eerste gezicht zonder nut is. Vriendschap, wat het ook moge zijn, is niet direct nodig voor de instandhouding van de soort, is niet nodig voor het overwinnen van je tegenstanders, en is niet onmiddellijk op eigen voordeel gericht. En toch vinden we vriendschap essentieel. Dit boek zoekt uit waarom dat zo is. We denken mee met de grote auteurs die dit fenomeen hebben beschreven, zoals Aristoteles, Cicero, Anselmus, Aelred, Montaigne, Nietzsche en C.S. Lewis. We zien ook hoe in de monastieke wereld vriendschap een belangrijke te cultiveren deugd is. En we volgen enkele beroemde (soms literaire) vriendenparen, zoals Erasmus en Thomas More, C.S. Lewis en J.R.R. Tolkien. Het essentiƫle van vriendschap blijkt steeds weer het 'bij elkaar willen zijn'.