Het menselijk lichaam is zo lek als een mandje. Het zweet, spuugt, piest, poept, bloedt en spuit. Het is juist die vloeibaarheid die essentieel is voor ons leven en voor onze gezondheid. Zonder speeksel kunnen we ons eten niet doorslikken en verteren. Zonder stollend bloed geen helende wonden. Zonder vaginaal vocht en sperma geen voortplanting. Toch hebben we een problematische verhouding met onze lichaamssappen: we vinden pus, poep en snot al snel vies en onhygiënisch. Maar dat is niet altijd zo geweest. In Bloed, zweet en tranen laat Ruben Verwaal aan de hand van historische bronnen zien hoe in vroeger tijden over lichaamsvocht werd gedacht en hoe het in het dagelijks leven voor allerhande zaken gebruikt werd.