‘Wielrennen is kleine man tegen grote wereld,’ constateert de zevenjarige
Peter Winnen als hij voor het eerst een renner op televisie ziet. Hij raakt
terstond besmet met het wielervirus, een virus waar hij godzijdank nog
altijd niet van genezen is. Als geen ander schrijft Winnen over de wereld
van de wielersport, waar banden stukslaan tussen steen en velg, kasseien
de glibberige vijand zijn en het zand na een koers nog dagenlang achter
de oogbollen vandaan komt. Of deze verzameling verhalen iets op de
kous heeft? Ja, dat hebben ze, zeker weten.