In ons dagelijks leven lopen velen van ons eraan voorbij. We lezen vaak dat verschillende dier- en plantsoorten verdwijnen, er wordt over gepraat, maar we zien het niet. We staan er dan ook nauwelijks bij stil, bij het uitsterven van dier- en plantsoorten. Zonder overdrijving is er op dit moment sprake van de zesde grote uitstervingsgolf. We denken dat we een verdwenen dier, plant of insect niet direct missen, maar door het verdwijnen van één soort, ook al lijkt het maar een weinig spectaculair plantje, kan een heel ecosysteem in onbalans raken.
De oorzaak van de eerdere uitstervingsgolven waren bijvoorbeeld uitgebarsten vulkanen, gevallen asteroïdes of bulderende tsunami’s. Deze zesde uitstervingsgolf wordt veroorzaakt door de mens. Wij zorgen ervoor dat soorten (bijna) uitsterven, wij plegen speciocide. En gek genoeg lijken we niet te beseffen dat wij zelf, door het plegen van die speciocide, óók kunnen verdwijnen. Het uitsterven van soorten moet stoppen. Van elke soort, want voor we het weten begaan we grootste idiotie die de mens maar kán begaan: speciocide op onszelf.
In twintig lotgevallen vertelt Robert-Jan Trügg hoe verschillende dier- en plantsoorten door toedoen van de mens (bijna) het loodje legden, en nooit (volledig) zullen terugkomen. Onder meer de speciocides op de atlasleeuw, de blauwgrijze ara, de gouden pad en de Chinese vlagdolfijn krijgen in dit boek een podium.