Als bewegingsonderwijzer is het je doel om leerlingen te leren om beter te bewegen. Dat gaat niet vanzelf. Daarvoor heb je als docent kennis over bewegen nodig. Want waarom kies je eigenlijk voor een kleine knuppel als je gaat softballen met een brugklas? Waarom zeg je tegen leerlingen dat je je klein moet maken bij een salto? En waarom is een ingewikkelde techniek als de fosburyflop efficiënt bij het hoogspringen? Van veel van deze keuzes in arrangement of leerhulp weet je gevoelsmatig dat ze goed zijn; biomechanica is de logica onder deze praktijkkennis. Kennis van biomechanica helpt je om betere keuzes te maken in arrangement en leerhulp. Met biomechanica kun je het menselijk bewegen namelijk begrijpen, analyseren en verbeteren.
In dit boek worden biomechanische principes op een simpele manier uitgelegd en toegepast op voorbeelden uit het bewegingsonderwijs. Zodat je beter begrijpt waarom bewegingen vaak worden uitgevoerd zoals ze worden uitgevoerd, waarom bepaalde leerhulp werkt en waarom je bepaalde keuzes in het arrangement maakt.
Biomechanica in het bewegingsonderwijs is geschreven voor studenten van de lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding en opleidingen Sport en Bewegen, bewegingsonderwijzers in het basis- en voortgezet onderwijs en anderen die zich bezighouden met de begeleiding van bewegingsactiviteiten en de verbetering van bewegen.
Deze derde editie van Biomechanica in het bewegingsonderwijs is inhoudelijk aangevuld met een hoofdstuk over bewegen door de lucht en een hoofdstuk over bewegen door het water. Daarnaast worden in het laatste nieuwe hoofdstuk basisvaardigheden als lopen, springen en gooien biomechanisch bekeken. Hierbij worden de biomechanische principes uit de eerdere hoofdstukken met elkaar gecombineerd, geïntegreerd en toegepast op deze praktische basisvaardigheden.