Jan Lemaire Jr. was acteur, toneelschrijver en regisseur. Op 7 oktober 1941 werd hij, in zijn woonplaats Amsterdam, opgepakt op verdenking van werkzaamheden voor de illegale krant ‘De Waarheid’. Via het Huis van Bewaring in Amsterdam en Kamp Amersfoort kwam hij in het concentratiekamp Sachsenhausen in Duitsland terecht. Overal loerde de dood en overal was de dood. Jan kwam hier in aanraking met leden van de Duitse communistische partij die in de jaren ’30 vanuit Nazi-Duitsland naar Amsterdam waren gevlucht. Ze hadden gezamenlijke vrienden; dat bleek een bindende factor in het concentratiekamp. Buiten het zicht van de SS-ers zorgden de gevangenen zo goed mogelijk voor elkaar. Deze saamhorigheid redde levens. Jan werd één van de leiders van de Nederlanders in het kamp en zette brood-hulp op voor Nederlandse gevangenen in het kampziekenhuis. Voorts organiseerde hij met de ‘culturele commissie’ avonden voor de Hollanders en hield hij voordrachten. Deze avonden gaven de gevangenen weer moed en zorgde voor solidariteit. Op 14 april 1943 begon Jan onder erbarmelijke omstandigheden met het schrijven van zijn boek ‘Mannen in Zebra’. De eerste versie van zijn manuscript viel in handen van een SS’er. Na enkele dagen van ondragelijke spanning kreeg hij het wonderlijk genoeg ‘ongelezen’ terug. Medegevangenen raadden hem aan het script te verbranden. Later pakte hij het schrijven weer op. Hierbij maakte hij gebruik van zijn zakboekje, wat hij heimelijk bij zich droeg. Toen de geallieerden in april 1945 oprukten werden alle gevangenen door de Duitse bewakers uit het kamp Sachsenhausen weggevoerd. Jan nam de leiding over een grote groep Nederlandse medegevangenen. Het werd een afschuwwekkende tocht die later de geschiedenis in zou gaan als ‘de dodenmars’.