Het verhaal begint in 1933 en eindigt tien jaar later. Hoofdrolspelers zij Siem en Hannes, kinderen in het begin, volwassenen aan het eind van het verhaal. Meteen zijn er overeenkomsten en tegenstellingen: zowel de vader van Siem als die van Hannes zijn grenswachter bij een kleine grenspost aan de Duits grens. De een is Nederlander, de ander is Duitser. De vaders zijn bevriend, hun zoons ook. Maar de opkomst van Hitler-Duitsland verandert de verhoudingen drastisch. Wanneer Hannes lid moet worden van de Hitlerjugend en er door zijn toedoen een dodelijk slachtoffer valt, begint de Gestapo in het verhaal een rol op te eisen die ze niet meer afstaat.
Aan de Nederlandse kant begint de oorlogsdreiging vanaf 1939 voelbaar te worden en uiteindelijk mondt die uit in de aanval op 10 mei. Het zal ook de dag worden die voor zowel Siem als Hannes ernstige gevolgen zal hebben. Verraad en bedreiging doen hun intrede. Een van de jongens belandt zelfs tijdelijk in een kamp, terwijl de ander in Duitsland de verschrikkingen van een nachtelijk bombardement moet ondergaan. Ondanks alles worden ook nieuwe vriendschappen en jonge liefde onderdeel van het verhaal. Uiteindelijk komen vriend en vijand samen in de onherbergzame streek van Noord-Frankrijk, in een fort van de Maginotlinie en wordt er afgerekend.