Het interpreteren van röntgenopnamen is een gecompliceerd proces, bestaande uit opeenvolgende stappen. Als een röntgenopname wordt bekeken, worden allereerst structuren in het beeld waargenomen. Dit zijn bijvoorbeeld contouren, lichte en donkere vlakken en het verloop van grijswaarden. De waarnemer probeert aan de hand van deze losse onderdelen samenhangende structuren te vinden. Dit is een proces dat onbewust plaatsvindt, en dat gevoed wordt met informatie op grond van ervaring en eerder verworven kennis. Wat de waarnemer in feite doet is het te beoordelen beeld toetsen aan de sjablonen die in het onderbewuste bestaan, op grond van kennis en ervaring. Als er een match is tussen wat is waargenomen en eerder opgeslagen informatie, dan wordt deze betekenis aan de waargenomen structuur gehecht. Het spreekt vanzelf dat dit een cruciale fase is in het proces van interpreteren. Als de kennis onvoldoende is om de structuur te plaatsen, dan neemt de waarnemer immers geen betekenisvol beeld waar. Met andere woorden, de afwijking wordt over het hoofd gezien of wordt op een verkeerde manier geïnterpreteerd.
Dit betekent dat het betrouwbaar interpreteren van röntgenopnamen veel oefening vergt. Het bekijken van meerdere versies van dezelfde afwijking vergroot de betrouwbaarheid van het interpretatieproces. Feedback op de uitkomst is ook een goed hulpmiddel om diagnostische vaardigheden te verbeteren.
De röntgenopnamen die voor tandheelkundige doeleinden het meest gemaakt worden (bitewings, periapicale opnamen, panoramische opnamen en schedelopnamen), zijn zogenoemde projectieopnamen. Het röntgenbeeld is het schaduwbeeld van de structuren waarvan de opname gemaakt is. Omdat de derde dimensie ontbreekt, wordt er geen diepte weergegeven. Dat is een groot verschil met onze manier van waarnemen in het dagelijks leven, waarbij diepte, perspectief en verloop van helderheid ervoor zorgen dat we onze wereld als een driedimensionale belevenis ervaren. Bij het interpreteren van de tweedimensionale röntgenopnamen moet men zich dit goed realiseren.
Bij het beoordelen van een tweedimensionaal röntgenbeeld zijn we meestal in staat om de informatie over de derde dimensie zelf aan te vullen op grond van anatomische kennis en ervaring waarover we beschikken en omdat we de klinische situatie van de patiënt kennen. Op deze wijze lukt het meestal tot een diagnose te komen.
Soms is een tweedimensionaal röntgenbeeld ontoereikend. Dan staat ons tegenwoordig de CBCT-opnametechniek ter beschikking, waarmee de derde dimensie zeer goed kan worden afgebeeld. De stralingsdosis van CBCT-opnamen is aanzienlijk hoger dan die van de gangbare tandheelkundige opnametechnieken. Een CBCT-opname is daarom alleen gerechtvaardigd als het noodzakelijk is de uitbreiding en locatie van een afwijking te achterhalen. Het interpreteren van deze opname vergt een uitgebreide training en de nodige ervaring, omdat het gebied dat op een CBCT-opname moet worden geïnterpreteerd, zich deels buiten het normale werkgebied van de tandarts bevindt.
In deze nascholing worden de meest relevante afwijkingen getoond, die de algemeen practicus op röntgenopnamen kan tegenkomen. De auteurs hopen hiermee ondersteuning te hebben gegeven aan het herkennen en duiden van deze afwijkingen.