Externe cervicale wortelresorptie (ECR) is een aandoening die voor het eerst in 1850 werd beschreven. In de loop der tijd zijn voor deze aandoening verschillende benamingen gebruikt, wat bij clinici voor de nodige verwarring heeft gezorgd. Pas in het afgelopen decennium hebben wetenschappers en clinici echt belangstelling voor ECR gekregen. ERC wordt tegenwoordig vaker gediagnosticeerd dan vroeger. Dit is voor een belangrijk deel te danken aan CBCT, waarmee een beter beeld van de omvang van resorptiedefecten te verkrijgen is. ECR wordt tegenwoordig ook vaker ‘gezien’, omdat er meer mensen zijn met een orthodontisch verleden en/of parafuncties.
ECR ontstaat door een (mechanische) verstoring van het parodontaal ligament en het wortelcement,
waardoor clasten worden aangezet dentine af te breken. ECR heeft een progressief verloop, dat zowel destructief als reparatief van aard kan zijn. De clinicus behoort bij het opstellen van het behandelingsplan rekening te houden met dit tweeledige karakter. Hierbij zijn drie criteria belangrijk:
- de aanwezigheid van pijn;
- de mogelijkheid tot het sonderen van het resorptiedefect;
- de omvang van het (door botingroei deels herstelde) resorptiedefect.
Er kan gekozen worden voor een benadering via een endodontische opening (interne benadering)
of via een flapoperatie (externe benadering). Ook is een combinatie van een externe en een interne
benadering mogelijk. Daarnaast zijn er situaties waarbij monitoren of extractie de beste behandeloptie is. Al deze behandelingsopties lijken in eerste instantie vrij effectief (driejaarsoverlevingskans van bijna 85%). Na acht jaar zijn de overlevingskansen echter drastisch gedaald (42,7%), wat duidelijk aangeeft dat de levensduur van gebitselementen met ECR slechts beperkt te verlengen is.