Tandartsen weten over het algemeen goed hoe ze acute, nociceptieve gebitspijn moeten behandelen. Persisterende pijn na tandheelkundige ingrepen wordt minder goed begrepen: bij acute pijn is de relatie met weefselbeschadiging meestal duidelijk, bij persisterende pijn is deze link veel minder of zelfs afwezig. Op den duur gaan psychosociale factoren een rol spelen, die een negatief effect hebben op de kwaliteit van leven.
In deze nascholingscursus worden eerst enkele neurofysiologische aspecten van pijn besproken. Daarna komen de hulpmiddelen voor het stellen van de diagnose aan bod en de klinische kenmerken van de meest voorkomende pulpaire en parodontale pijnen. Vervolgens worden diverse soorten pijn uiteengezet die ogenschijnlijk dentogeen van aard zijn, maar in werkelijkheid een andere, niet-dentogene oorsprong hebben. In het daarop volgende hoofdstuk wordt aangegeven hoe de meest voorkomende dentogene pijnklachten in de tandheelkundige praktijk te behandelen zijn. In de laatste paragrafen wordt uitgelegd in hoeverre analgetica en antibiotica een rol spelen bij het behandelen van tand- of kiespijn.