“Hij wil zelfs zijn advocaat niet zien”, zei de medewerker die me naar zijn cel bracht. “Mevrouw de pastor zou graag een gesprek met je willen voeren”, zei de medewerker. Onmiddellijk stond hij op en liep mee. Onderweg naar de kapel vroeg ik hem: “Je wilde niemand spreken. Waarom ben je van gedachten veranderd?”. Hij keek me even aan en zei toen ernstig: “Voor God kom ik mijn cel uit”.
Theologe Margreet Sanders (1963) werkt als geestelijk verzorger in een jeugdgevangenis. Aldaar tekent ze de verhalen op van de jongeren die ze begeleidt. Het zijn verhalen van echte mensen. Soms geknakt en desperaat, gelaten en onverschillig, maar vaker nog zachtaardig en ‘vraatzuchtig op zoek naar zin en betekenis’. Mensen die een nieuwe kans verdienen en mensen van wie je, wat ze ook op hun kerfstok mogen hebben, oprecht kunt houden. “Duivels uitdrijven kan ik niet.” schrijft ze. “Maar het lukt me zo nu en dan om mensen te laten geloven dat ik het wél kan. Met een rozenkrans.”
Aansluitend op de openhartige gesprekken met deze jonge veroordeelden laat Sanders meer dan twintig psychologen, pedagogen, juristen, pastores, psychiaters en anderen die betrokken zijn bij het gevangeniswezen, op de verhalen reflecteren. Deze bijdragen maken duidelijk dat elk menselijk tekort een mogelijkheid tot groei inhoudt. De kracht van Sanders ligt steevast in het vermogen om de zondaar in al z’n tragiek te zien en tevens de (on)deugden de herkennen. Om aldoor - zonder oordeel - te blijven luisteren.