Jazz als gevaar, een oerdrift die onherroepelijk naar de ondergang leidt. De opwindende nieuwe muziek uit de Verenigde Staten die in de roaring twenties Europa bereikte, werd in Nederland niet bepaald warm ontvangen. Zo ook in vroege Nederlandse romans waarin jazz een rol speelt. Van 'De razende saxofoon' (1931) tot 'Symphonie en jazz' (1932): steeds is het ‘electriserende oerrhythme’ een verleider die de held of heldin in het verderf stort.
Pas in de naoorlogse letteren begint het perspectief te kenteren, een omwenteling die culmineert in de recente romans van Peter Buwalda, Lieke Kézér en Maria Stahlie, waarin de jazz is verheven tot een bevrijdende kracht.
Erik van den Berg herlas de Nederlandse jazzfictie van de jaren twintig tot nu en tekende zijn bevindingen op in het 'Jazz Bulletin' van het Nederlands Jazz Archief. Zijn beschouwingen verschijnen nu gebundeld en vormen tezamen een alternatieve Nederlandse literatuurgeschiedenis, bezien vanuit muzikaal perspectief.