Door ervaringen als kind (een uittreding op zijn vierde, een bijna-doodervaring op zijn vijftiende) is het leven van de schrijver van dit boek drastisch overhoop gehaald. Hij ontwikkelde een sterke gevoeligheid en zijn leven was vanaf toen volledig gericht op het algemeen welzijn van iedereen om hem heen. Hij werd aangeraakt door een vorm van universele liefde die uniek is, die moeilijk in woorden is uit te drukken en waaruit hij een enorme innerlijke kracht put. Deze intense en warme, liefdevolle vorm van mededogen voor alles wat leeft, is in de contacten met het hiernamaals vanzelfsprekend, maar is op aarde zeldzaam. Uiteindelijk, na jaren van onderzoek, bleek hij trance-medium te zijn.
De contacten die hij heeft gehad met geesten van overledenen,
Engelen en entiteiten waren van een ongekende schoonheid, vervuld van weemoed en diep mededogen, met warme verbondenheid en momenten van diepe ontroering. Momenten ook van het verwerken van pijn en situaties waarin vergeving kon worden geschonken. Eindeloos lijkende of innerlijke conflicten werden opgelost en getransformeerd, verdriet werd uitgehuild en de schaduwzijde van het bewustzijn werd onder ogen gezien en verwerkt in een diepe catharsis.