Dit boek geeft een meeslepend en vaak verrassend beeld van de kleine ondernemer tussen 1920 en 1970, een grote beroepsgroep waarmee iedereen te maken had en die steeds zeldzamer is geworden.
Tot de vele ontdekkingen die Tessel Pollmann deed, hoort de betekenis van vrouwen en kinderen voor de kleine ondernemingen. Lang voor de tweede feministische golf van de jaren zestig waren deze vrouwen gewoon aan het werk. Ze stonden achter de toonbank, maakten de kas op en beslisten mee als de winkel vernieuwd moest worden. Daar hadden ze de hulp van hun (schoolgaande) kinderen hard bij nodig; veel bedrijven zouden het zonder hen niet hebben gered. Opvallend is ook dat de kleine zelfstandigen geen aparte klasse vormden, ze waren vermengd met de arbeidersklasse. Soms had de vrouw een cafeetje terwijl haar man dagloner was, of runde de vrouw van een fabrieksarbeider een tabakswinkel.
Liever kleine baas dan grote knecht biedt een andere kijk op een groep mensen die iedereen kende maar waarvan we weinig weten.