In ieder schoolplan of pedagogisch beleidsplan van een brede school staat 'het kind in zijn ontwikkeling centraal'. Veelal in mooie pedagogisch verantwoorde volzinnen, die het op papier goed doen. De overheid heeft 'de school' en kinddiensten omgevormd tot maatschappelijk dienende instrumenten. Nieuwe instituten, projecten, procedures en financieringsstromen zijn ontstaan. Denk hierbij aan de kinderopvang, het voorschoolse onderwijs, VVE, het Centrum voor Jeugd en Gezin of het inspectiekader.
Dit huidige aanbod van kindvoorzieningen, procedures en afspraken is te uitgebreid, versnipperd en niet op elkaar afgestemd. Daarbij bemoeit de rijksoverheid (en derden zoals de vakbonden) zich in hoge mate met de inrichting en uitvoering van de ontwikkelomgeving van het kind. De recente discussies over de kleutertoets, pesten op school, taakbelasting, en de uitwerking van de 40-urige werkweek zijn hiervoor illustratief. Deze inrichting en versnippering gaat gepaard met bureaucratische verantwoordingslast. Dit leidt tot een verlammend en inefficiënt systeem. Veel partijen met veel verschillende eigen ideeën, visies en belangen spelen een te grote rol in het huidige stelsel. De brede ontwikkeling van het kind is daardoor uit beeld geraakt.
Daarnaast is in deze sterk veranderende tijd heroriëntatie noodzakelijk. De huidige aanbodsturing past niet meer. Het werk van de 'frontliniewerker' is te complex voor een standaard aanpak en centrale sturing.
In dit boek kijken we terug op de ontwikkeling van de brede school en verzamelen de ingrediënten voor het ontwerp van een duurzame nieuwe structuur voor de toekomst. Dit boek gaat over de maatschappelijke opdracht aan alle betrokkenen met als centraal uitgangspunt de ontwikkelingsvraag van het kind, het gezin en de buurt. Eerst de inhoud... daarna de vorm!