Bij het woord ethiek denken we niet zo gauw aan identiteit, karakter en levensverhalen, aan het toeval, het lot en de crises die deze in een mensenleven teweeg kunnen brengen, of aan de persoonlijke eigenschappen die nodig zijn om die crises het hoofd te kunnen bieden. Toch zijn dit de themas waar de ethiek zich van oudsher mee heeft beziggehouden, en waar praktijkwerkers in zorg, welzijn en educatie dagelijks mee te maken hebben. Het zijn themas, die, ook door filosofen en ethici, veelal tot de privésfeer en de sfeer van de persoonlijke overtuigingen worden gerekend: de vragen en de idealen van de één zijn immers niet die van de ander. Niettemin staan professionele praktijkwerkers regelmatig voor de vraag hoe om te gaan met de levensvragen van hun patiënten, cliënten of doelgroepen, als ze daarvoor niet meer te rade kunnen gaan bij de traditionele levensbeschouwelijke kaders. Dat moeten ze bovendien in toenemende mate doen binnen de kaders van instellingen en organisaties die moeten concurreren om de publieke middelen volgens het principe van de marktwerking.In Bestaansethiek laat Victor van den Bersselaar zien dat er ook in de postmoderne tijd ruimte is voor een gedeeld ethisch referentiekader voor de articulatie van de identiteits-, levens- en zingevingsvragen. Hij put daarvoor uit drie bronnen: de hernieuwde belangstelling voor de filosofie van de levenskunst, de feministische filosofie van de zorg en de hermeneutische filosofie van het zelf en de ander. Dit referentiekader kan dienen als de bagage die praktijkwerkers nodig hebben om zowel met de ethische aspecten van de vragen van hun cliënten en doelgroepen te kunnen omgaan, als met de mogelijkheden en beperkingen van de instellingen en de organisaties waarbinnen zij opereren. Daarmee geeft het een nadere invulling aan het begrip normatieve professionalisering.