‘De zendeling was zo vurig aan het bidden, dat
zelfs zijn hoofd meebewoog. Een giftige slang
kwam onhoorbaar dichterbij. Drie keer liet hij
het vijandige geratel horen en richtte zich op om
toe te stoten. Toen zakte zijn kop op de grond en
gleed hij weg. De dorpsbewoners hadden zoiets
nog nooit meegemaakt. Plotseling ging een deur
open. Een deur waarop de zendeling jarenlang
had gebeukt’. Zulke verhalen kenmerken dit boek
over de Amerikaanse predikant Jonathan Edwards
(1703-1758) en zijn gezin. Na de Grote Opwekking in
Northampton krijgt hij de opdracht te gaan werken
onder indianen in het afgelegen (en geestelijk duistere)
Stockbridge. Zijn vrouw Sarah is hem daarbij tot
grote steun. Met haar had hij een ongewoon, maar
ook mooi huwelijk. Het echtpaar hield steeds de
grote opdracht voor ogen: de verkondiging van het Evangelie.