Is een kind bij de geboorte als een onbeschreven blad papier óf
onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad? Wat betekent
het als we belijden dat een pasgeborene ‘aan allerlei ellende,
ja aan de verdoemenis zelf onderworpen is, máár in Christus geheiligd
en tot kind aangenomen’?
Verrassend genoeg blijken nadere reformatoren als Jacobus
Koelman en Willem Teellinck een optimistische kijk te hebben op
de opvoedbaarheid van het kind. Wat is de theologische betekenis
van de besnijdenis en hoe kijken Joden aan tegen individualiteit en
collectieve identiteit?