De gildebroeders van het schuitenmakersgilde in de stad Groningen zagen hun werkgelegenheid in de zeventiende eeuw fors toenemen toen de vervening van de Veenkoloniƫn van start ging. De vraag naar turfschuiten was zo groot dat ze daar bij lange na niet aan konden voldoen. Het duurde daarom niet lang voordat in de nieuw ontgonnen veengebieden tal van werven en werfjes werden opgericht. Dat was het begin van een bloeiende bedrijfstak die tot op de dag van vandaag bestaat. Eerst werden vooral turfschuiten gebouwd, maar al gauw vroegen de Groninger schippers om grotere, zeewaardige schepen om hun waren verder weg te kunnen brengen. Die schepen kwamen er, waarbij de bouwers rekening hielden met de smalle kanalen. Dit boek beschrijft de geschiedenis van de Groningse scheepsbouw, waarin bloei en crisis elkaar afwisselden, en laat zien hoe de scheepsbouwers zich aanpasten aan de veranderende omstandigheden.