De Nederlandse filosoof Leo Polak (1880-1941) bepleitte hartstochtelijk de autonomie van de menselijke rede, worstelde met de grondslag van onze ethiek en wierp zich in een tijd van politieke massabewegingen en toenemende verzuiling op als kampioen van het vrije denken. Zelfs tijdens de Duitse bezetting hield hij vast aan zijn zelfstandig oordeel - een houding die hij eind 1941 met de dood in een concentratiekamp moest bekopen. Al die jaren hield hij een dagboek bij, voor hem een essentieel middel om greep te krijgen op zijn leven. Op basis hiervan worden in deze bundel nieuwe aspecten van Polaks leven en werk belicht: zijn denken over schuld en vergelding, zijn verhouding tot grote filosofen als Spinoza en Heymans en zijn houding tegenover het nationaalsocialisme, maar ook zijn familieleven, zijn boekenverzameling en zijn geestelijke nalatenschap.