Dit boek beschrijft de armoede en de caritatieve zorg in katholiek Utrecht vanaf de Middeleeuwen. Het biedt ook inzicht in de wijze waarop de katholieke gemeenschap na de Reformatie in 1580 onopvallend haar weg zocht. Katholieken werden tweederangs burgers die hun geloof niet in het openbaar konden belijden. Kerkgebouwen, kloosters en gasthuizen kwamen in het bezit van de gereformeerde gemeenten, kapittels werden protestantse vermogensfondsen. Ook de armenzorg werd overgenomen. Nadat in 1796 de vrijheid van godsdienst was afgekondigd, namen de katholieken in het protestantse Utrecht geleidelijk hun plaats weer in. Ook nam de kerkelijke invloed in de tot dan toe door burgers georganiseerde armeninstelling zoals de Armenkamer en het Wees- en Oudeliedenhuis, toe. De huidige Katholieke Caritas Utrecht is een fonds dat vanuit eigen perspectief hulp biedt op allerlei maatschappelijke terreinen.