In 1592 gaf de jezuïetengeneraal opdracht aan de provinciaal van de Nederduitse provincie om enkele missionarissen naar de Noordelijke Nederlanden te sturen waar de overheid gekozen had voor de 'gereformeerde' religie. De daaropvolgende eeuw zouden talloze jezuïeten naar de Republiek worden uitgezonden om hun geloofsgenoten te ondersteunen en, indien mogelijk, niet-katholieken terug te brengen tot de Moederkerk. Sommige missionarissen bedienden niet alleen de sacramenten, maar publiceerden ook Nederlandstalige controversepublicaties. Deze geschriften waren bedoeld om de theologische verschillen tussen katholieken en protestanten te verduidelijken voor de leken, waarbij de eigen geloofswaarheid voorop stond. Naast een beroep op de theologische kennisbronnen speelden hierbij de argumentatieleer en de context waarin de missionarissen opereerden een rol bij de totstandkoming van deze publicaties. In deze studie wordt van een negental jezuïetenauteurs uit de zeventiende eeuw de veelzijdige wisselwerking tussen hun oeuvre en hun leefomgeving beschreven.