In 1614 publiceerde de Amsterdamse koopman Roemer Visscher (1547-1620) onder de pretentieloze titel Brabbeling (Beuzelpraat) zijn gedichten. Die bescheidenheid deed zijn werk geen recht. Visscher bood teksten aan, zoals puntdichten en sonnetten, die nieuw waren en anders dan die van de rederijkers. Met merkbaar plezier en veel inventiviteit verkende Visscher de mogelijkheden van het Nederlands en buitte die met woordspelingen uit. Ook introduceerde hij nog nauwelijks bekende klassieke auteurs als Martialis en Catullus en hij maakte bewerkingen van moderne Franse schrijvers als Marot en Ronsard. Met zijn speelse en vernuftige poëzie wilde Visscher bovendien levenswijsheid aanreiken en zo zijn lezers wapenen tegen de valkuilen van het dagelijks bestaan. Brabbeling bood, geheel in overeenstemming met Visschers motto, 'Elck wat wils'. In haar inleiding bij deze bloemlezing uit Brabbeling geeft Anneke Fleurkens een beeld van de historische en literaire context van het werk van Visscher.