In aansluiting op het onderwerp van het najaarscongres van de Doopsgezinde Historische Kring is dit nummer van de Doopsgezinde Bijdragen grotendeels gewijd aan het doopsgezinde identiteitsbesef sinds de negentiende eeuw. Wat gold als doopsgezind eigen? Was dit weerloosheid, vrijheid in het belijden, afwezigheid van een vast en sturend kerkverband of nog iets anders?Inhoud: JELLE BOSMA/PIET VISSER, Redactioneel AUKE F. DE JONG, Zoektocht naar doperse identiteit ALFRED R. VAN WIJK, Metamorfosen in het doopsgezind eigene. Twee eeuwen identiteit voorgehouden aan jongeren (1812-2012) GERKE J.J. VAN HIELE, Doopsgezinde identiteit? Een eeuw brochures in ADS folders in vogelvlucht BERT DOP, Aandacht voor de doodgewone doopsgezinde dorpsdominee. Over een mislukte poging om beter in de behoeften van kleine plattelandsgemeenten te voorzien PIETER POST, Hoedster van het geloof. Over de manier waarop de doopsgezinde 'ambts'-opvatting en hun gemeentemodel gunstig uitpakten voor de rol van de vrouw JELLE BOSMA, Hoe meer godsdienst, des te minder heimwee. Over het vertrek rond 1850 van de orthodoxe doopsgezinden uit Balk RUUD LAMBOUR, Het doopsgezinde milieu van Michiel van Musscher (1645-1705) en van andere schilders in zeventiende-eeuws Amsterdam: een revisie en ontdekking GERLOF HOMAN, De Marcus-zending in het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea PIET VISSER (ed.), Kritisch commentaar van een collegiantische kwelgeest. Twee manuscripten en een pamflet van Jan Knol uit de jaren 1655-1659, ingeleid en van aantekeningen voorzien PIET VISSER, In memoriam prof. dr. S. Verheus Recensies