Na zijn promotie in de rechten koos Andries Cornelis Dirk de Graeff voor een Indische carrière. Hij bekleedde verschillende functies binnen de Algemene Secretarie, was lid en later vicepresident van de Raad van Nederlands-Indië en werd, na een kort verblijf als buitengewoon gezant in Tokio en Washington, uiteindelijk benoemd tot gouverneur-generaal. Zijn regeerperiode (1926-1931), die gekenmerkt werd door een aantal schokkende gebeurtenissen, betekende het einde van de ethische politiek. De Graeff, aanhanger van de idealistische koers, werd fel bekritiseerd door de koloniale hardliners, die hem ervan beschuldigden met een 'mollig handje' op te treden tegen de opstandelingen. Gebruikmakend van de correspondentie tussen De Graeff en oud-gouverneur-generaal en oud-minister van Koloniën A.W.F. Idenburg beschrijft Herman Smit De Graeff als een landvoogd tussen twee vuren. Hoewel De Graeff streefde naar herstel van vertrouwen tussen overheersers en overheersten, was het resultaat van zijn optreden een vergroting van de kloof.