De rechtsgeleerde H.R. Hoetink (1900-1963), van 1929 tot 1934 hoogleraar aan de Rechtshogeschool van Batavia en nadien aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam, was iemand met uitgesproken opvattingen. Zo sloot hij zich in Indië niet aan bij zijn neo-ethische collegas, verenigd in De Stuw. Terug in Nederland werd hij lid van het Comité van Waakzaamheid. Tijdens de oorlog verbleef hij drie maanden als gijzelaar in het kamp Amersfoort en dook daarna onder. In 1946 werd hij de eerste voorzitter van het Humanistisch Verbond. Als rector magnificus van de UvA kreeg hij te maken met de kwestie Suys, die hem in conflict bracht met zijn vriend Jan Romein. Hoetinks humanistische levensovertuiging wordt in deze intellectuele biografie nader toegelicht en in een breder filosofisch kader geplaatst. Daarnaast is er veel aandacht voor zijn standpunten inzake methodologie en geschiedtheorie, waarmee hij als jurist en rechtshistoricus een geheel eigen richting insloeg.