In 1459 vatte Maria van Pee, kanunnikes in het Brusselse klooster Jericho, het plan op de preken van haar rector en biechtvader Jan Storm uit haar geheugen op te schrijven. Ze stond daarmee aan de wieg van een eeuwenlange traditie in het convent die het omvangrijkste corpus biechtvaderpreken uit de Nederlanden heeft opgeleverd. De collectie is uniek vanwege de naamsvermelding van nagenoeg alle betrokken priesters en zusters en de uitgebreide prologen. Hierin geven de zusters aan, dat zij schreven om het werk van hun biechtvaders niet verloren te laten gaan, uit eerbetoon aan hen en God, en voor hun eigen zielenheil en dat van hun medezusters. Patricia Stoop analyseert de manier waarop de zusters te werk gingen bij het noteren van de preken. Zij laat zien, dat de prekencollecties resultaat zijn van een collectief schrijverschap en dat zij het zwaartepunt vormen van een veel bredere schrijfcultuur in het klooster.