Vijftig jaar lang streefden de jezuïeten naar de zaligverklaring van hun generaal-overste, de Amsterdammer Jan Philip Roothaan (1785-1853). De Amsterdamse Krijtberg was het centrum van de verering, met kapelaan Cor Ligthart als drijvende kracht. Dit boek beschrijft de geschiedenis van de zaak Roothaan tegen de achtergrond van de veranderingen in de jezuïetenorde en de katholieke Kerk. Twee wereldoorlogen en een concilie stuwden de zaak voort: heiligenbeelden raakten in onbruik, regels maakten plaats voor experimenten, Rome moest buigen voor Maastricht, de theologische faculteit van de jezuïeten. Paus Pius xii en Johannes xxiii speelden een rol in dit drama, maar ook Anton van Duinkerken, Godfried Bomans, Jan van Kilsdonk, Huub Oosterhuis en vele anderen. De zaak Roothaan past volmaakt in het utopisme dat de twintigste eeuw bezielde. Niet alleen het Derde Rijk en de Sovjet-Unie, maar ook de katholieke Kerk streefde onhaalbare idealen na wat betreft de 'nieuwe mens'.