In de jaren 1441-1880 kende polder Nieuw-Reijerwaard vier opeenvolgende waterbeheersingssystemen. Deze systemen worden door Bertus Wouda beschreven. Het gaat dus niet om die ene poldermolen of die ene boezem, want die konden verdwijnen of worden vervangen zonder dat het waterbeheersingssysteem als zodanig veranderde. Een stijgende stand met zinkend land vormt de neerslag van een kleinschalig onderzoek waarin de wisselwerking tussen de landschappelijke en maatschappelijke veranderingen een belangrijke rol speelt. De focus ligt hierbij op Ridderkerk en het omringende platteland. Met de opkomst van andere beleggingsmogelijkheden werd polder Nieuw-Reijerwaard voor de Dordtenaren van minder belang. Gaandeweg konden de locale ingezetenen de macht naar zich toetrekken. In de zeventiende eeuw was er zelfs een Dordtse dijkgraaf die zijn eigen beheersgebied niet meer in durfde. Daarna werden de verhoudingen ook ten gunste van de locale ingelanden geformaliseerd en bleef de invloed van de plaatselijke bestuurders toenemen.