In het Brussel van 1430 was er heel wat gaande: het Brusselse stadsbestuur trok alle registers open om het paleis op de Brusselse Coudenberg tot hoofdverblijfplaats te maken van Filips de Goede, de nieuwe Bourgondische hertog. Het ontstaan van de Voortzetting op de Brabantsche yeesten past in het kader van deze Brusselse residentiepolitiek. Bij toeval is een deel van die Voortzetting in zijn kladversie bewaard gebleven: handschrift Brussel KB 17017. Een dergelijke kladautograaf, waarbij men de auteur 94 folios lang zijn tekst tot op microniveau ziet concipiëren en in latere fasen herwerken, is voor het Middelnederlands uniek. Dit kladschrift biedt dan ook een uitzonderlijke kans om het poëticale profiel en het compositieproces van een vijftiende-eeuwse, Brabantse dichter-historiograaf te reconstrueren. In Middeleeuws kladwerk wordt, uitgaande van de zelfcorrectie van de dichter, achterhaald wat deze als betere stijl, grammatica, historiografie beschouwde en wat als mindere.