Milo slikt. Zijn vingers klauwen zenuwachtig
in zijn bovenbenen. Wat gaat vader nu weer
zeggen?
‘Vanaf morgen,’ de stem van vader klinkt als
een zachte grom, ‘kom jij iedere dag thuis met
twintig euro.’
Milo’s vader is vaak kwaad. Dan schreeuwt hij.
Of erger. Als Milo iets stuk maakt, wordt zijn
vader zo boos dat Milo het zelf moet betalen.
Maar hij is pas twaalf. Hoe gaat hij ooit
aan dat geld komen? Milo probeert
van alles, en komt steeds dieper in de
problemen. Niemand kan hem helpen.
Of toch ...?