'De plaats van de milt ligt centraal in het lichaam zoals ook de aarde het middelpunt vormt. In de verdeling van de vier seizoenen wordt de tijd van de milt door de laatste achttien dagen van elk seizoen gevormd. De milt behoort dus niet werkelijk tot een bepaald seizoen. Haar functie is de essentie van voedsel en vloeistoffen van de maag om te vormen en te transporteren. Zoals de aarde symbool voor het voeden van alle dingen in de natuur staat, zo is de milt verantwoordelijk voor het voeden van elk apart lichaamsdeel. Daarom correspondeert de milt niet met een bepaald seizoen, maar heeft zij de hand in elk van de seizoenen' (Su Wen, hoofdstuk 29). De Su Wen vormt een keerpunt van sjamanistische geneeskunde naar een nieuwe visie op geneeskunde, die nog steeds de basis voor de huidige traditionele Chinese geneeskunde vormt. Het noemen van exacte tijden van sterven na ziekte doet aan deze voorafgaande sjamanistische geneeskunde, dat een hoog voorspellingskarakter had, herinneren. Maar de vernieuwende gedachte over genezen is manifest: geneeskunde is een vak dat uitgaat van waarnemingen van mens, natuurlijke omgeving en kosmos. Sinds de Su Wen zijn er in China, Japan en omringende landen talloze medische boeken verschenen en talloze interpretaties ervan in het westen, die het noodzakelijk maken steeds weer terug te keren naar de oorspron kelijke basis: de Su Wen zelf. Daarom is het bestuderen van dit boek een noodzakelijke voorwaarde voor ieder, die zich met oosterse geneeswijzen bezighoudt. De Su Wen is een compilatie van teksten van verschillende auteurs uit verschillende tijden, maar niet eerder dan de tweede eeuw voor het begin van de jaartelling. De versie die ons is overgebleven, is die van Wang Bing (na twaalf jaar - volgens eigen zeggen - noeste arbeid verschenen in 762)De schoonheid van de Su Wen schuilt in de onderliggende visie op de mens in zijn natuurlijke omgeving en tussen hemel en aarde. Een schoonheid, die uitnodigt in harmonie met hemel en aarde te leven en zich af te stemmen op de natuurlijke cycli en de levensfasen, waarin de dood een heel vanzelfsprekende plaats heeft.