De Telegraaf, Algemeen Handelsblad, de Volkskrant, De Tijd, Trouw, Het Parool… Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw stond de Nieuwezijds Voorburgwal bekend als de ‘Fleet Street van Amsterdam’. Tientallen kranten en vele tijdschriften (waaronder de meest merkwaardige) hielden daar kantoor, met daar omheen ondersteunende bedrijven: persbureaus, koeriersdiensten, fotostudio’s, journalistencafés, reclamebureaus, clicheerfabriekjes. Op de Nieuwezijds ging nooit het licht uit: als de dagploeg klaar was, nam de nachtploeg het over.
Paul Arnoldussen en Rudie Kagie, het hoofdredactionele duo van de tweewekelijkse opiniekrant Argus, nemen de lezer mee op een wandeling over de Nieuwezijds, vertellen de pershistorie achter de facades van de gebouwen en schetsen het vrijgevochten anarchisme op deze krantenboulevard. Verslaggevers gingen met elkaar op de vuist, een hoofdredacteur dicteerde zijn secretaresse een erotische thriller, de typograaf die zich ’s morgens met schorre stem telefonisch ziek meldde werd ontslagen toen een vrouwenstem op de achtergrond informeerde of hij nog een biertje lustte… Op de redactie van De Telegraaf waren de telefoons en schrijfmachines aan de bureaus vastgeschroefd ‘om een eind te maken aan het gooi- en smijtwerk waarmee menige kwade dronk of driftbui werd bekoeld.’