Een Syrische jongen raakt in de ban van linkse overtuigingen, net
als zijn oudste broer. Onder het regime van Hafez al-Assad, de vader
van de huidige president van Syrië, zijn die ideeën verboden en vijf
dagen na zijn 20ste verjaardag, toen hij in zijn derde jaar geneeskunde
zat, wordt hij gearresteerd door de veiligheidsdienst. Zestien
jaar brengt hij daarna door in de gevangenis. In dit boek beschrijft
hij de ondervragingen, de folteringen, maar ook: Wat betekent het
om de mooiste jaren van je leven in de gevangenis door te brengen?
Hoe ga je om met die zee van tijd? Hoe geef je nog zin aan je leven?
Het boek neemt de lezer mee van een kleine gevangenis te midden
van Damascus, zonder enige vorm van medische zorg, naar
een moderne gevangenis aan de randen van de stad, die is gebouwd
volgens de voorschriften van Human Rights Watch. Vervolgens,
en dat was de grootste klap, gaat het naar de Wastijns gevangenis
van Tadmur, waar de gevangene geen enkele recht heeft, zelfs geen
recht op leven. Maar zelfs in Tadmur overwint het leven. De gevangenen
mogen er geen agenten aankijken, ze moeten altijd de
blik op de grond richten, en toch kunnen ze zelfs daar soms lachen.
Ze vluchten naar de hoeken van de slaapzaal, waar ze niet te zien
zijn als de bewaker door het luik (Sharaka) kijkt. Ze spelen, wisselen
poëzie uit of delen hun herinneringen. Als er leven zou zijn na de
dood, dan is het zonder twijfel hier... De grote vraag blijft: Hoe kan
de gevangene het leven hernemen na de gevangenis? Zal hij zijn
studie hervatten om zich te specialiseren in chirurgie? Hoe kan hij
liefhebben? En ook, hoe kijkt hij naar het Syrië van vandaag? Is er
hoop in het land van de zon?