In Nederland is het vanzelfsprekend dat de Hoge Raad der Nederlanden als onafhankelijk opperste rechtscollege waakt over de rechtspraak. Bestond een dergelijk college ook in Nederlands-Indië? Het antwoord bleek: Ja! Maar aan welke regelingen was dat onderworpen? Was het onafhankelijk van het Indische bestuur? Hoe was de verhouding met het gouvernement? Welk recht paste het toe? Welke bevolkingsgroepen vielen onder zijn gezag? Wie waren de presidenten, wie de rechters? Waar zetelde dat college?Oud-rechter Kees Briët onderzocht deze vragen met het doel een portret samen te stellen van het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië, de opperste rechtbank in het Nederlandse koloniale rijk in de Indische archipel. Hij deed dat voor de periode vanaf de oprichting in 1819 tot de invoering van gecodificeerde wetgeving in Nederlands-Indië in 1848, een periode die in de rechtsgeschiedenis van de kolonie onderbelicht was gebleven.In dit boek doet hij verslag van de resultaten van uitvoerig onderzoek in de besluiten van de Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië en de literatuur naar antwoorden op de genoemde vragen. Het boek is zowel van belang voor rechtshistorici en juristen met belangstelling voor koloniale rechtsgeschiedenis, als ook voor iedereen die zich interesseert in de geschiedenis van Indonesië onder Nederlandse overheersing in de eerste helft van de 19de eeuw.