Mensen zijn redelijke en uitgewogen wezens als hun gemoed ernaar staat. Op de heftigste ogenblikken van hun leven nemen heel andere beweegredenen de overhand. In De gelukkigste illusies peilt Ger Groot een aantal van die duistere momenten en motieven.
Naast redelijkheid wordt het menselijk gemoed bepaald door seksuele verlangens, de zucht naar geweld of ondergangsvisioenen. Maar niet minder groot is de hunkering om aan deze duistere driften te ontsnappen. Het gemoed zoekt een hernieuwde harmonie van schoonheid in de kunst, de literatuur en de filosofie. Toch kunnen zij tegenover de ontembaarheid van het kwaad slechts illusoire momenten van verlossing bieden. Welk van beide verlangens de overhand krijgt, blijft uiteindelijk ongewis in De gelukkigste illusies. Met zijn scherpzinnige anayses dringt Ger Groot door in de dramatiek van het menselijk bestaan, waaraan hij op aangrijpende wijze gestalte geeft.