In 1908 werd Tolstoj gevraagd zijn visie te geven op de uitbuiting van India door de Engelse bezettingsmacht. Hij kreeg dat verzoek van de revolutionair Tarak Nath Das, een Hindoe uit Bengalen, die naar de VS was gevlucht. Das gaf het maandblad 'The Free Hindusthan' uit om de situatie in India onder de aandacht van de wereld te brengen. Tolstoj was in die tijd de opinieleider in vredesvraagstukken.
Het resultaat is deze 'Brief aan een Hindoe'. De inhoud viel bij Das niet in goede aarde en de brief werd niet gepubliceerd. Das was een fel voorstander van een gewelddadige omverwerping van het Engelse regime. De geweldloze wet van de Liefde, die Tolstoj propageerde, sprak hem niet aan.
Gandhi, toen 40 jaar oud, kreeg een getypte versie van de brief in handen tijdens zijn verblijf in Londen, waar hij een menswaardige behandeling voor Indiërs in Zuid-Afrika bepleitte bij de Engelse regering. Hem sprak de inhoud wel aan, die aansloot bij zijn visie op ‘geweldloze weerbaarheid’.
Gandhi kreeg toestemming om de brief in India te publiceren. Hierna ontspon zich een briefwisseling tussen Tolstoj en Gandhi die tot de dood van Tolstoj heeft geduurd. Deze briefwisseling besluit met een In Memoriam, die Gandhi schreef naar aanleiding van het overlijden van Tolstoj in 1910.