De twaalf levensfases van de mens beschrijft de auteur met de sterrenbeelden.
Het leven begint met de geboorte (Ram), gevolgd door het zelfstandig worden
in de kinderjaren (Stier), de groepsdynamiek in de tienerjaren (Tweelingen),
de verliefdheid (Kreeft), het huwelijk (Leeuw), enzovoort ... tot het
sterven (Vissen).
Dit leven met een begin en een eind is een fase in een groter circulair leven
waar ook de bevruchting, reïncarnatie en een hemels leven onderdelen van zijn.
Deze twee verhalen beschrijft de auteur met het Dierenriemmodel met
twaalf levensfases.
Het verhaal van het lineaire leven begint met de beschrijving van
vier varianten: fysiologisch, cultureel, psychosociaal en spiritueel.
Uit een combinatie volgt een standaardlevensloop.
Het verhaal van het circulaire leven geeft een holistische beschrijving van
celniveau tot zielsniveau, en van de biochemie tot de levensenergie.
Het circulaire leven begint met de vorming van zaad- en eicellen bij de
ouders wat een gelijkenis heeft met het ontstaan van het leven in de oersoep.
Na de bevruchting volgen de wonderlijke processen in de baarmoeder. Het
zelfbewustzijn ontwaakt na de geboorte en als we de poort van de dood
passeren splitst het bewustzijn zich in een immanent en transcendent deel.
Tot slot lost de ziel op in de droomwereld, waarna een
nieuwe cyclus kan beginnen.