Na opnames in het ziekenhuis en het revalidatiecentrum als gevolg van een zwaar herseninfarct keert een man na lange afwezigheid terug in zijn stad Middelburg. Daar wordt in het hart van de stad een nieuw park aangelegd. De eenzijdig verlamde schrijver probeert daar letterlijk en figuurlijk weer op de been te komen door dagelijkse wandelingen. Hij denkt dan aan de toekomst, maar ook aan de mensen van vroeger en hij ontmoet andere mensen met wie hij praat en soms zelfs bevriend raakt. Dit verhalenboek gaat over het elkaar vertellen van verhalen waarin net als in Overeind, het vorige boek van deze opschrijver, een aantal onderwerpen steeds terugkomen zoals het falen van het menselijk geheugen en de waarneming, de magie van de nacht, zware fysieke arbeid en de gevolgen ervan maar ook de oorlog, de voormalige kolonie, het verpleegtehuis, de vogels in de stad, het speciaal onderwijs, lezen, de opvoeding, vriendschap, gevolgen van hersenletsel, moeders en zonen. En het onzichtbare leed achter de voordeuren van de huizen in de stad Middelburg. De wandelaar in het park Molenwater vertelt, luistert, laat zijn gedachten gaan over de verhalen en hij probeert de moed erin te houden met behulp van humor, hoop en relativeringsvermogen en een voor hem totaal veranderd leven in een totaal veranderende wereld.