In dit boek beschrijft Darwin de
waarnemingen die hij gedurende
een drietal jaren deed aan honderden
klimplanten uit Europa, Amerika,
Aziƫ en Australiƫ. In de buitenlucht,
de koude kas of broeikas kweekte
hij de planten op en legde hij hun
methoden van omhoog klimmen
nauwgezet vast. Urenlang
observeerde hij geduldig het rond-
wentelen van ranken die op zoek
waren naar een steun om zich
aan vast te hechten. Door ziekte
gekweld was het vaak ook het
enige dat hij vanaf de sofa in zijn
studeerkamer aan onderzoek kon
doen. Maar dat resulteerde toch in
een boek dat, ook nu nog, als een
basiswerk voor klimplantenonder-
zoek geldt.
Er worden drie groepen klim-
planten uitgebreid beschreven:
slingeraars die hun scheuten om
een steun draaien, rankklimmers
die met hun gevoelige ranken en
bladklimmers die met hun gevoelige
bladsteel een steun omklemmen.
Planten die zich met haken of
worteltjes omhoog werken worden
maar kort behandeld.
In de verscheidenheid van de
manieren waarop planten klimmen
en het voorkomen daarvan binnen
hetzelfde plantengeslacht of planten-
familie zocht Darwin natuurlijk naar
bewijs voor de evolutie van soorten,
en dat vond hij ook.