Lev Tolstoj (1828-1910) is bekend vanwege zijn wereldberoemde romans 'Oorlog en vrede' en 'Anna Karenina'. Zijn oorlogsverhalen zijn veel minder bekend. Die hebben alle een sterk autobiografische inslag, want Tolstoj heeft als jonge artillerieofficier vaak zelf in de vuurlinie gestaan. In zijn vroege werken, zoals de 'Kaukasische vertellingen' en de 'Sebastopol-trilogie' beschrijft hij reeds de krankzinnigheid van militarisme en oorlog. Na zijn bekering tot het christendom geeft Tolstoj die kritische visie een stevig fundament en wordt hij een vurig pleitbezorger van geweldloosheid. Gandhi werd door hem geïnspireerd en Albert Schweitzer noemde hem de grootste vredesactivist van het fin de siècle. 'Over Oorlog' is geschreven naar aanleiding van de Russisch-Japanse Oorlog (1904-05) en is een van zijn meest bewogen en erudiete anti-oorloggeschriften. Naast kritiek op de tsaar en de Japanse keizer roept Tolstoj ook de Russisch-orthodoxe kerk, die onnodige oorlogen aanmoedigt, zegent en rechtvaardigt, ter verantwoording en kapittelt hij de geestelijk leider van Japan, de zenboeddhist Soyen Shaku. Als zelfs religieuze leiders het universele goddelijk gebod 'Gij zult niet doden' naast zich neerleggen, waar moet het dan heen met de wereld?