André Klukhuhn is de auteur van het monumentale boek De algehele geschiedenis van het denken, waarin alle disciplines van de menselijke geest uitvoerig worden behandeld. In De vreemde lus probeert hij de kern van dat boek weer te geven.
Vanaf de Renaissance werd de bijzondere positie van de mens als kroon op de schepping stap voor stap ontmanteld. Niet alleen was de mens daarmee de zin van zijn bestaan kwijtgeraakt, ook zijn daden hadden elk belang verloren. In de twintigste eeuw begon een aantal filosofen iets van de vroegere glans van het verschijnsel terug te winnen. De mens is dan wel een dier, maar wel maar een bijzonder dier, dat zich van de rest van het universum onderscheidt door er niet alleen te zijn maar zich daar ook bewust van te zijn.
Met de in ieder mens verenigde vier kenwijzen – wetenschap, kunst, filosofie en mystiek – als instrument legt Klukhuhn het denken van vier filosofen – Kant, Russell, Rorty en Feyerabend – onder de loep om te zien hoe en waarom hun wijsgerige systemen onvoltooid zijn gebleven.
De vreemde lus is een intrigerend filosofisch essay over mens, engel, humor en de vreemde lus, waarin ook vragen aan de orde komen als ‘hebben wij een ziel’ en ‘kunnen wij computers van bewustzijn voorzien’.