Dat wij anno 2020 opnieuw midden in een complex maatschappelijk debat zitten over voorwaarden en praktijk van euthanasie en palliatieve sedatie (en ook over het grensgebied van beide), lag ruim een halve eeuw geleden niet direct voor de hand; net zoals toen, vijftig jaar geleden, de Wet toetsing levensbeƫindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) nog niet voor de hand lag.
In dit onderzoek staat de wettelijke regeling omtrent euthanasie centraal. Sinds de inwerkingtreding van de Wtl in 2002 hebben drie wetsevaluaties plaatsgevonden, waarvan de uitkomsten overwegend positief zijn. Het heersend beeld in de praktijk en maatschappij is dat de wet, ondanks een aantal grotere discussiepunten, naar behoren functioneert. De vraag rijst of de wettelijke regeling omtrent euthanasie inderdaad naar behoren functioneert, of dat er onderliggend meer problemen spelen dan op het eerste gezicht lijkt, en indien van dat laatste sprake is, wat dan de oplossingsrichtingen zijn waaraan gedacht moet worden. Om een antwoord op deze vraag te formuleren is in dit onderzoek ingegaan op diverse afzonderlijke aspecten van de bestaande wettelijke regeling inzake euthanasie en hulp bij zelfdoding.