In dit tweede deel van het tweeluik 'De Circusbaron': Het geheim van Mata-Hari, wordt de discutabele spionage-carrière van Margreet Zelle, Mata-Hari onder de loep genomen. Jules baron Brantsen van Rhederoord wiens leven in deel I van 'De Circusbaron' is beschreven, was vanaf de Eerste Wereldoorlog tot ongeveer 1935 chef van de Nederlandse spionagedienst, de Kondschapsdienst. Hij ontmoette Margreet Zelle al rond 1903 in De Steeg en eind 1904 in Parijs. Eveneens maakten beiden, in Parijs rond 1909, deel uit van de 'beau-monde'. Margreet als Mata-Hari, Jules Brantsen als zakenman. Vlak vóór de Eerste Wereldoorlog waren beiden weer in Den Haag. Het was aanleiding om de Duitse, Engelse, Franse en Nederlandse archieven nog eens tegen het licht te houden. Was het terecht dat de Nederlandse overheid altijd heeft beweerd dat Nederland niets te maken had met de spionageactiviteiten van Mata-Hari? Of was dat slechts een voorwendsel om de streng gekoesterde maar vooral met de mond beleden 'neutraliteit' in stand te houden? Waarom waren de Engelsen van mening dat Mata-Hari in opdracht werkte van een Nederlandse bankier? Waarom probeerden de Fransen met alle macht haar Franse medeplichtigen te achterhalen? Is het misschien nodig om ons beeld over Mata-Hari grondig te herzien?