Théophile Gautier (1811-1872), 'Le bon Théo', schreef gedichten, romans en korte verhalen. Hij was een tijdgenoot van Charles Baudelaire (die Les Fleurs du Mal aan hem opdroeg), Victor Hugo, Gustave Flaubert en Gérard de Nerval. Hij propageerde in het voorwoord van zijn roman Mademoiselle de Maupin (1835) het principe 'l'art pour l'art': niet het didactische, de moraal, maar de vorm en de schoonheid moesten centraal staan in de kunst. De laatste 46 jaar van zijn leven was Gautier tevens werkzaam in de journalistiek - iets wat hem door de constante druk die hij in dat vak ervoer niet altijd goed beviel. Maar hij moest twee zussen, twee maîtresses en drie kinderen onderhouden...
In Ménagerie intime (1869) beschrijft Gautier op luchtige wijze zijn omgang met de katten, honden en paarden die in zijn leven een rol speelden. Hij vertelt over de confrontatie tussen een kat en een papegaai, over de goede verstandhouding tussen de katten en de ratten in zijn huis, over de muzikale poes Madame Théophile, die haar poot voor de mond van een zangeres hield als deze de hoge C zong, en over de dansende spaniël Zamore.