In deze historische roman vertelt Dona Ana Paes, telg uit een voornaam Luso-Braziliaans geslacht, haar opmerkelijke levensgeschiedenis. Als Ana op 18 jarige leeftijd trouwt met een officier in het Portugese leger krijgt zij als bruidsschat een van de grootste suikerrietplantages in de provincie Pernambuco mee. Echter, reeds kort na het huwelijk sneuvelt haar echtgenoot in de strijd tegen de Hollanders, als die in 1630 voor de West Indische Compagnie deze Braziliaanse provincie binnenvallen. Tegen alle conventies in besluit Ana het beheer van de suikermolen zélf ter hand te nemen en komt zo in contact met de Hollanders in het centrum van de macht, Recife. Met haar charme, intelligentie en intellectueel niveau wordt zij daar een graag geziene gaste bij de bestuurlijke elite. Opkomst en ondergang van Nederlands-Brazilië worden beschreven vanuit de beleving van een voor haar tijd uitzonderlijk geëmancipeerde Portugese.