De samenleving weet geen raad met meisjes die opstandig en losbandig zijn. Als het te erg wordt komen ze terecht in gesloten inrichtingen. Dit voelen ze aan als straf, terwijl zij meestal zelf slachtoffer zijn geweest van verwaarlozing, mishandeling en seksueel misbruik. De auteur, die directeur is geweest van een gesloten inrichting voor meisjes in België en in Nederland, beschrijft aan de hand van 22 casussen hoe de jeugdbescherming de afgelopen zestig jaar gefaald heeft en nog steeds te repressief en vernederend optreedt.Het doel van dit boek is te beschrijven hoe de kijk op deze meisjes in de loop der tijd is geëvolueerd en hoe de behandelingsaanpak zich ontwikkelde. Dit biedt een spiegel waaraan hulpverleners en beleidmakers hun eigen visie aan kunnen toetsen. De problemen zijn niet erg veranderd, vandaar dat het zeer confronterend is te ontdekken hoe onze voorgangers ermee hebben geworsteld.Psychologen en psychiaters schetsen een somber beeld van deze meisjes. Deze destructieve diagnostiek draagt niet bij aan een constructieve therapie. Het boek eindigt met drie casussen waarin wordt aangetoond dat, zonder opname in een tehuis, het meisje èn haar ouders een beter perspectief kan worden geboden. Hierbij komt een algemeen toepasbaar therapeutisch model naar voren voor de psychische gezondheid van kinderen èn volwassenen. Dit boek is onmisbaar voor zelfreflectie bij psychiaters, psychotherapeuten, welzijnswerkers en ook voor al diegenen die in hun kinderjaren werden getraumatiseerd. Juliaan van Acker is emeritus hoogleraar orthopedagogiek aan de Radbouduniversiteit Nijmegen en ontwikkelde daar een succesvol alternatief voor de residentiële behandeling van ernstig gedragsgestoorde adolescenten. In het jaar van het verschijnen van dit boek is hij al vijftig jaar actief in de jeugdzorg.