Na als student in de jaren
twintig van de vorige
eeuw te zijn gearresteerd
en verbannen werkte
Lidija Tsjoekovskaja
enige jaren als redacteur
bij een uitgeverij van
kinderboeken. Naar
aanleiding van de
arrestatie en – naar later
bleek – moord op haar
echtgenoot schreef zij
midden in die tijd van repressie de beklemmende
roman Sofia Petrovna/Het verlaten huis. Nadat
Tsjoekovskaja het haar had voorgelezen zei de
dichter Anna Achmatova hierover: ‘Ieder woord
ervan is waar.’ Haar tweede roman, Duik in de diepte,
is gesitueerd in 1949 toen een nieuwe golf van
vervolging en antisemitisme werd ingezet. Na het
einde van de dooi onder Chroestsjov verzette zij zich
openlijk tegen het opnieuw intredende repressieve
klimaat van leugenachtigheid, manipulatie en
zwijgen. In 1974 werd zij uit de Schrijversbond
gezet. De transcriptie van haar verdedigingsrede is
in het boek opgenomen.
Wie is deze vrouw, door Solzjenitsyn omschreven
als ‘een sieraad voor de Sovjetliteratuur’? De frisheid,
kracht en de literaire kwaliteit van haar open
brieven rechtvaardigen deze vertaling en publicatie,
en daarmee de hernieuwde aandacht voor haar
werk.
Enkele fragmenten uit Women’s Works in Stalin’s
Time van Beth Holmgren duiden vanuit een
feministisch perspectief het belang, de werkwijze
en de bijzondere plaats die vrouwen, zoals Lidija
Tsjoekovskaja, in de Sovjetliteratuur innemen.