Gerard Johan Burgers, geboren 24 april 1924 te Boxtel, woonde met zijn ouders in Vught toen zij daar op 26 oktober 1944 door de oprukkende geallieerde troepen werden bevrijd van de Duitse bezetter. Hij slaagde er in om begin 1945 via Brussel, naar Engeland te gaan nadat hij zich als oorlogsvrijwilliger had aangemeld bij de Nederlandse luchtstrijdkrachten. Bij de Koninklijke Luchtmacht (Royal Air Force) werd hij opgeleid tot vlieger met bestemming deel te gaan uitmaken van het Mitchell squadron dat zal worden ingezet bij de bevrijding van Nederlands Oost-Indië.
Na terugkeer in Nederland werd echter vrijwel zijn gehele opleidingsklas bestemd voor aflossing van de vliegers van "Nr. 6 ARVA-Squadron" dat reeds sinds 1946 op Java operationeel was.
Zo vertrok hij in maart 1948 naar Indonesië waar hij tot half 1949 deel uitmaakte van dat Squadron en in West- en Midden Java een groot aantal vluchten maakte ter ondersteuning van de grondtroepen, met als voornaamste taken het verkennen van hun voortgang bij zuiveringsacties, het leiden van artillerievuur, dropping van voedsel & munitie en het afvoeren van gewonden uit over de weg onbereikbare plaatsen.
Aan de hand van de vele brieven die hij naar huis stuurde en welke door zijn moeder bewaard waren, schreef hij vele jaren later dit dagboek, dat hij aanvulde met talrijke foto's en documenten die hij in zijn periode in Indië verzamelde, gegevens uit zijn vliegerlogboek en herinneringen uit die tijd over trieste gebeurtenissen waarover hij niet naar huis schreef om daar geen ongerustheid te veroorzaken. Na zijn terugkeer in Nederland bleef hij als reserve-officier-vlieger nog enkele jaren actief als maandvlieger, waarna hij met eervol ontslag de Koninklijke Luchtmacht verliet.